Jan Koopmans
Schrijver-columnist-redacteur-fotograaf

"Te zijn en te zijn wie je wilt"



Autobiografie
[ Het verhaal in opbouw]

Jan Koopmans- Autobiografie

Het was volgens mijn moeder, die helaas in 2002 is overleden op 88 jarige leeftijd, een bijzonder koude winter in februari 1947.

Maar toch kwam ik toen in de vroege uurtjes ter wereld, geholpen door de dorpsdokter Vloohil. ( of Flohil, die naam is niet meer te achterhalen)

Deze dokter moest bij ons blijven slapen omdat het pak sneeuw voor de deur meer dan een meter hoog was en hij hierdoor niet naar zijn eigen woning, zo'n 500 meter verderop, terug kon gaan.
Maar dat allemaal terzijde want mijn moeder had me ter wereld gebracht en daar ging het om.

Ik was het eerste kind uit het huwelijk tussen mijn vader, Wijpke Meine Koopmans en mijn moeder Wiegertje Schippers. Mijn vader was weduwnaar van ene Oosterkamp, waarvan de voornaam mij niet bekend is, toen hij met mijn moeder huwde.

Uit zijn vorig huwelijk bracht hij drie kinderen mee, Harm, Appie en Hans.
Ik was dus voor mijn vader het vierde kind, voor mijn moeder het eerste. Ik werd geboren in het kleine dorpje Kuinre, dat in de kop van Overijssel ligt.
Het dorpje had een 'Noorden' en een 'Zuiden' met ergens in het midden het gemeentehuis.
Ik groeide daar net als alle kinderen langzaam maar zeker op. Mijn vader had een aannemersbedrijf, een soort timmerbedrijf waar hij van alles maakte waar behoefte aan was, van doodskist tot boerderij. De werkplaats op nummer 16 was naast ons huis en daar werden op 'moderne' wijze onderdelen voor boerderijen, huizen en natuurlijk de doodskisten gemaakt. Dat modern is inmiddels niet echt meer het geval, toen maakte mijn vader gebruik van een zware elektromotor die via spindels alles aandreef, zoals een cirkelzaag, lintzaag, schaafbank, freesbank en noem maar op, het was een herrie van jewelste als het draaide.
Ik weet nog dat we een hond hadden, een kruising tussen een hazewind en herder, het dier heette Sonja en het moet een trouwe viervoeter zijn geweest.

Mijn vader was een bijzonder actief man, naast eigen baas was hij ook nog brandweer commandant, ouderling in de Hervormde kerk, had iets met het gemeente bestuur en was actief in de fotografie en spreken in het openbaar.
Hij was altijd op zoek naar technische mogelijkheden, sterrenkunde en wetenschappen. Ook hobby's als het houden van vissen in een aquarium waren voor hem belangrijk.
We hadden als ondernemer al een vrij moderne woning, een WC met stortbak was in die tijd bijna een onmogelijkheid, wij hadden het al. Zo ook een wasmachine, een door mijn vader zelf gebouwde houten kuip met een elektromotor zorgde er voor dat mijn moeder eindelijk haar wasbord weg kon doen.
Grappig is dat je soms herinneringen krijgt die op je netvlies staan gedrukt maar die op zich niet zo heel belangrijk waren voor je verdere leven. Een voorval dat wel degelijk belangrijk had kunnen zijn was mijn duik in de gierput van de buren.

Een gierput is een enorme kuil in de grond waarin men de natte resten van het vee kan laten stromen, de pies en poep van koeien en paarden zeg maar. Hoe oud ik was weet ik echt niet meer maar ik ben met (wandel) wagen en al op de een of andere manier in die put gereden en koppie onder gegaan. Het schijnt dat een van mijn broers niet goed op mij had gepast, maar zeker weten doe ik dit niet.
Gelukkig werd ik gered en ik kan me slechts herinneren dat ik op het stoepje bij het achterhuis een schoonmaak moest ondergaan met de tuinslang, soms denk ik nog wel eens dat ik gier ruik.

Wat ik me ook nog kan herinneren is dat we een fikkie stookten in de achtertuin met wat houtafval. Op een gegeven moment werden de vlammen wat te hoog en vonden mijn oudere broers het tijd worden het wat te blussen. Ik werd als jongste kruimel naar de bij- keuken gezonden om water te halen. Nu had ik op dat moment weinig kennis van zaken betreffende blusmiddelen en onder het motto; alles wat nat is blust wel nam ik de eerste de beste fles met vloeistof mee die ik kon vinden.
Mijn broers goten de fles leeg over de vlammen waarop deze plotseling groter werden dan ons huis hoog was, het bleek namelijk wasbenzine te zijn dat ik had meegebracht, moet kunnen toch?
Wat ik van dat vuurtje ook nog weet is dat we probeerden door een stuk tuinslang, moet gummi zijn geweest in die tijd, rook uit de brandstapel in te ademen want mijn vader rookte onder andere pijp dus moest dit ook kunnen. Ik weet nog dat ik met ernstige ademhalingsproblemen het vege lijf heb weten te redden.

Gelukkig is door ingrijpen van buren uiteindelijk de brandstapel gedoofd en kregen wij allen een reprimande omdat we met lucifers hadden gespeeld.

We hadden in ons huis een voor- en achterkamer. De voorkamer was voor de zondag en daar stond ook de radio, een tweetal bakken waarmee je met wat goochelen een radiozender kon ontvangen. Ik kan me nog herinneren dat er vaak marsmuziek uit kwam waar we dan vrolijk van werden. Het liedje 'Sergeant ze gooien met stenen' was er één van, verder weet ik slechts dat er bepaalde programma's waren die niet gemist mochten worden door mijn ouders. Hoorpelen, oude muziek, waarvan ik me kan herinneren dat Truusje Koopmans er ook eentje zong, waren klanken die op zondag de knusse ruimte van de voorkamer vulden.
Het oude theekastje werd dan gebruikt om iedereen te voorzien van thee, want koffie was er volgens mij toen nog niet bij.

In de achterkamer werd er gegeten, daar stond een grote tafel en het aquarium met goudvissen. Op de schoorsteenmantel stonden foto's van mensen die volgens mij al honderd jaar oud waren. Aan de muur hing het 'straatje van Vermeer', dat heb ik thans nog in mijn bezit, ooit gekregen van mijn moeder toen ik met mijn vrouw Jolanda huwde ( uiteraard een replica).
Wat ik ook nog weet is dat het achterraam in deze kamer kon worden verduisterd met een rolzeil dat aan de binnenzijde was voorzien van een prachtig kunstwerk maar uiteindelijk in de tweede wereldoorlog had gediend als verduisteringsgordijn om te voorkomen dat de vijand, de Duitsers dus, licht zagen waarop ze eventueel bommen konden werpen.
Dit rolgordijn ging regelmatig dicht, waarom is me niet meer duidelijk.
Sokken stoppen
Vaak kun je je dingen herinneren die nauwelijks interessant zijn maar die op de een of andere manier toch indruk hebben gemaakt.
Zo weet ik nog dat mijn moeder regelmatig sokken zat te stoppen. Sokken stoppen zal voor menigeen iets vaags zijn, maar het was gewoon de gaten die in sokken waren ontstaan, door het gebruik, weer dicht maken met garen. Dit deed ze op een rond plankje met een gat er in, de naald was voorzien van een meestal wollen draad en zo maakte ze het gat in de sok weer dicht. Dat je als drager van die sok steeds die bobbel aan je voeten voelde was heel gewoon, sokken waren te duur om zomaar weg te gooien als er een gat in zat. Toen mijn moeder onlangs overleed hebben we bij het leeghalen van haar huis deze stopnaald nog terug gevonden, hij staat nu als relikwie in onze glazen kast.
Ik schijn toch steeds verder opgeroeid te zijn want ik moest uiteindelijk ook naar school. Op de enige lagere school die ons dorp kende heb ik de eerste letters leren schrijven, het was een crime want ik had er niks mee.
De school was een oud statig gebouw dat niks gezelligs uitstraalde maar slechts was bedoeld om kinderen alles te leren over taal en rekenen.

Het had nog een kolenhok dat tevens diende als strafkamer voor balorige kinderen.
Of ik op die school nu wel of niet met mijn linker hand mocht schrijven kan ik me niet meer herinneren. Ik was en ben
ambidextrie, dus links en rechtshandig, maar had een voorkeur voor links schrijven, ik weet echt niet meer of ik links mocht schrijven.
Wat ik nog wel weet dat ik als de schoolfotograaf kwam ik net als de anderen de pen of griffel in mijn rechterhand moest nemen, want anders werd de foto niet goed.

Wat ik me tevens kan herinneren is dat onze hond, Sonja, mij steeds van school kwam halen, ik kon dan op zijn rug gaan zitten, hij bracht me thuis. ( het was trouwens een zij want later kreeg 'het' jonkies)
Katte kwaad
Ja en als zoon van een aannemer en ouderling moest je je wel gedragen natuurlijk. Maar toch waren er wel dingen die soms maar net door de beugel konden.
Zo had mijn broer Hans eens het 'geniale' idee om snel aan wat extra centen te komen. Er was met wat planken en onderstel van de een of andere kinderwagen een soort van 'woonwagentje' gecreëerd, door wie weet ik niet meer maar het zal wel weer door een broer zijn uitgedacht. Ik moest in het overdekte karretje plaats nemen met de ukelele van een van mijn broers. Een ukelele is een uit Hawaii afkomstig tokkelinstrument dat 'darmsnaren' bezat maar waarop je al snel een deuntje kon spelen.
De diepere gedachte van Hans was dat hij met het achter zich voortrekkende karretje de mensen kon vermaken met de (wan) klanken die ik onder het veilig afgeschermde dakje ten gehore bracht. De dorpelingen vonden het kennelijk wel een leuk gebeuren en mijn broer haalde een vermogen op aan halve en hele centen. Alles liep op rolletjes tot we bij het in aanbouw zijnde complex kwamen van de plaatselijke groenteman, de heer Huiteman. Mijn vader was daar druk doende met de bouw van de winkel en zag zijn kinderen leuren met het muzikale trekkarretje. Helemaal tot in detail weet ik het niet meer maar kan me wel herinneren dat mijn vader van zijn geloof afstapte en ons ongezouten vertelde dat dit niet kon, Hans heeft later alle centen weer aan de gulle gevers terug moeten geven.
Mijn broer Hans was nogal ondernemend als het ging om bijzondere dingen. Hij deed soms wel eens dingen die groter waren dan hijzelf. Zo klom hij eens heel stoer in onze enorme kastanjeboom achterin de tuin, ik vond dat maar wat dapper! Lachend zwaaide hij naar beneden waar ik me stond te vergapen aan zijn kunsten. Ik denk dat hij toen pas zag hoe hoog hij was geklommen want plotseling omhelsde hij de stam innig en riep me toe dat hij bang was en niet meer naar beneden durfde. Ik heb schijnbaar toch de juiste personen aangesproken over deze calamiteit want mijn broer is uiteindelijk met groot materieel bevrijd uit zijn benarde positie, maar hoe kon het ook anders met een vader die huizen bouwde en bij de brandweer werkte.
Ja die Hans was me er eentje hoor, hij was toen bijna net zo erg als ik nu ben. Zo had hij ook eens de schijnwerper van de brandweer te pakken gekregen en hiermee ging hij overal vanuit tuinen en steegjes bij mensen naar binnen schijnen.
Dom natuurlijk in een dorp waar men elkaar allemaal kende en onze familie in het bijzonder.
Er kwam een zoektocht want Hans had onraad geroken en was bang voor de straf die zou volgen, hij was nergens te vinden en een lamp om in het donker te zoeken had men niet, zelfs de brandweer niet.
Maar alles is toch later weer helemaal goed gekomen met hem hoor, hij is een tevreden mens met een fijne echtgenote en twee pracht kinderen geworden.
Ja dat waren nog eens tijden.
Mijn moeder zat ook niet stil, ze deed een deel van de administratie van het bedrijf, de was, het huishouden en was ook nog eens lid van een krontjongclub waar ze anderen leg gaf in gitaar spelen. Soms mocht ik mee en zat dan heerlijk mee te schommelen. Ik tikte, noem het drummen, op de maat mee op een tafeltje of ander houten voorwerp. Dat vond de voorzitter aldaar reden genoeg om mijn moeder te voorspellen dat ik later wel muzikant zou worden omdat ik zo goed maat kon houden, ach wat kan een voorzitter zich vergissen.
Wel was ik altijd bezig met technische dingen, al was ik nog maar een kruimeltje.
Door tuinen van buren en over daken van schuurtjes had ik samen met Zeger de Ruiter, de zoon van de burgermeester, een lang stuk vliegertouw gespannen met aan de beide uiteinden een blikken busje zodat we wederom de telefoon hadden uitgevonden. Opvallend in deze tijd is dat je dit nu niet meer mag doen want de buren doen aangifte en de KPN komt meteen met schadeclaims omdat je ze beconcurreerd. Maar het werkte wel en mijn vader vond het maar wat leuk dat we hiermee zo lekker bezig waren.
De andere broers
Ik had nog twee (half) broers en daar kan ik me vreemd genoeg niet zo enorm veel meer uit die tijd van herinneren, wel jammer. Ap, of eigenlijk Appie en de oudste, Harm. Van Ab, want zo noemen we hem nu, weet ik wel dat hij al heel vroeg in militaire dienst ging, vrijwillig bij de luchtmacht. Hij had een HTS opleiding en deed daar iets met techniek van vliegtuigmotoren, later is hij heel andere dingen gaan doen bij de luchtmacht, want wat doe je als er vliegtuigen genoeg om je heen zijn?

Een klein detail in wat ik nog weet van Ab in mijn jonge jaren is dat hij zich bij de watersnoodramp in 1953, ik was toen nog net zes jaar, moest melden op het pleintje voor het gemeentehuis, want daar werden hij en nog een aantal anderen opgehaald om mee te helpen in Zeeland. We hebben hen daar allemaal uitgezwaaid.
Van mijn oudste broer Harm, die helaas veel te vroeg van ons is heen gegaan, mis ik een stukje van het verhaal. Ik weet dat hij met een pittige studie bezig is geweest waarvoor hij uren moest reizen per fiets, want de bus kwam maar twee keer per dag ons dorp aandoen. Ook weet ik dat hij later een motorfiets had, wat natuurlijk een stuk gemakkelijker was. Hij is tijdens of na zijn studie in de elektrotechniek gaan werken, wat hij exact deed weet ik niet. Later zou ik hem weer in dezelfde werkkring tegen komen, maar dat leest u verderop wel.
Zes jaar
Ik ben op dit punt van het verhaal ongeveer zes jaar, nog steeds een onderdeurtje dus.

Zo nu en dan komt er een aanvulling